Op 7 mei 1945 is het groot feest in Utrecht. Canadese en Britse troepen komen vanaf De Bilt de stad binnenrijden. Hen wacht een groots onthaal. Er volgen veel bevrijdingsfeesten. Duizenden Canadezen blijven na die eerste weken in de stad. En de weken worden maanden. Ook in Oog in Al komen ze terecht en worden er gebouwen en huizen gevorderd voor onderdak. En er zijn bewoners die uit eigen beweging een plekje aanbieden in hun huis. Op bovenstaande foto wordt een Canadese militair op de schouders gehesen in de Mendelssohnstraat (in de oorlog tijdelijk Vivaldistraat) in Oog in Al, mei 1945.
De intocht van de bevrijders
Het onthaal in Utrecht op 7 mei wordt onbeschrijfelijk genoemd door een BBC-correspondent die meerijdt op één van de eerste pantserwagens. Het enthousiasme van de Utrechtse bevolking overtreft volgens hem die van Parijs. Ook heeft de intocht volgens hem trekken van een bloemencorso; overal en nog eens overal ziet hij bloemen.
Radiozender Herrijzend Nederland doet verslag van de intocht en spreekt met een Canadese soldaat die deze dag de mooiste dag van de oorlog noemt, This is the finest day in the war.
Langs de kant van de weg staat er een uitzinnige menigte te zwaaien met oranje vaandels, serpentines, vlaggetjes en bloemen. Menig voertuig wordt beklommen. Militairen delen handtekeningen, sigaretten en kauwgom uit en gaan maar wat graag op de foto of ze worden op de schouders gehesen. Overal in de stad is muziek.
De intocht loopt via de Berekuil en de Biltstraat door het Centrum via de Oudegracht naar het Stadhuis. Hier worden de geallieerden welkom geheten door Burgemeester Ter Pelkwijk, die na drie jaar onderduik net weer in functie is. In de stad worden borden geplaatst die de weg wijzen naar The Dutch Home Force (Binnenlandse Strijdkrachten) en naar Townhall Burgomaster.
Boudewijn van der Vlist (1937) die destijds op Mozartlaan 31 woonde: Ik herinner me dat we naar het Stationsplein gingen om de Canadezen in hun militaire voertuigen te verwelkomen. Wij jongetjes werden door de ouderen op het platte dak boven de ingang van het toenmalige Buurtstation gehesen waar wij stonden te juichen terwijl de Canadezen zwaaiend en lachend langs reden.
Ergens anders in de stad gaat het op 7 mei goed fout. Een groep van twaalf leden van de Binnenlandse Strijdkrachten is die ochtend naar de stad getogen om Duitsers te ontwapenen. Zij weten op dat moment niet dat die taak alleen de geallieerde strijdkrachten toekomt. Onder hen bevindt zich Hans van Ameijde van de Mozartlaan 30. Bij aankomst bij het Rosarium in Oudwijk ontstaat er een vuurgevecht tussen de B.S. en enkele Duitsers. De Duitsers weigeren zich over te geven aan de B.S. Tien verzetsstrijders komen om. Hans raakt slechts gewond en is één van de twee overlevenden.
Later op diezelfde dag rijden de bevrijders langs het Rosarium waar eerder die dag de tien B.S.-ers zijn omgekomen.
Op 11 mei is er een herdenkingsdienst in de Nicolaikerk en staat Utrecht stil bij de omgekomen Utrechtse leden van de B.S. De vlaggen zijn met rouwcrêpe samengebonden en in de kerk hangt de geur van rozen, meidoorns en paarse seringen, aldus een verslag van de dienst. Onder grote belangstelling worden de B.S.-ers begraven op de 3-e Algemene Begraafplaats Tolsteeg. Prins Bernhard betuigt zijn deelneming en namens de burgemeester wordt er een palmtak bij de graven gelegd. Hans van Ameijde is bij de plechtigheid aanwezig, als enige zittend op een stoel, met zijn arm in een mitella.
Dansen in de wijk
Na de zegetocht door de binnenstad rijden er ook tanks en pantserwagens via de Leidseweg naar Oog in Al.
De vader van Ed.Schulte, de architect H.E. Schulte, Leidseweg 65 bis a, filmt de Canadezen op weg naar Oog in Al (en verder de stad uit richting Leiden).
Ook in Oog in Al volgen er dagenlang bevrijdingsfeesten en wordt de Hokey Pokey gedanst en gezongen. Centrale feestplekken in de wijk zijn de tuin van Rhijnlust (de latere Operatuin) en het Beethovenplein.
Miep Wijnen-van Veenendaal (1938) uit de Franz Schubertstraat 21 weet nog dat haar moeder de slaapkamer aan de voorkant van het huis binnenkwam waar ze met haar broertje lag te slapen. Willem en Miepie, de oorlog is voorbij! Haar moeder vertrekt daarna naar het Beethovenplein om mee te dansen. Om de schuilkelder in het midden van het plein (waar nu het grasveld is) wordt er in een grote kring gedanst door vrolijke en uitgelaten buurtbewoners. Miep krijgt de volgende dag een oranje strik, een sjerp en een vlaggetje.
Trudy Tolsma (1936) van de Dantelaan 61: Op de Joseph Haydnlaan, waar de Canadezen gelegerd waren, was het ’s avonds een gezellige boel met muziek en dansen. Heel wat romances tussen Canadezen en Oog in Al meisjes zullen er hun oorsprong hebben gehad. Ik ben er een keer bij geweest, met mijn moeder. We dansten in een grote kring een groepsdans die de hokie pokie heette. (Later toen ik in Canada woonde wist ik dat het hockey-cokey was). Het was een dolle tijd. Er werden 2 liedjes verspreid, gedrukt op oranje papier en op de wijs van ‘Lili Marlene’ en ‘Jamboree’, iedereen bekend en met veel enthousiasme gezongen (zie ook Harm Waterborg deel 3, onder het kopje Eindelijk bevrijd van de mof, mof, mof).
Ook herinnert Trudy zich een buurtfeestje bij de buren. Op een gegeven moment liepen er door de straat (Dantelaan, AW) twee militairen met geweer. Later zouden we weten dat het Canadezen waren, gelegerd in het Militair Hospitaal of in barakken op de J.Haydnlaan. Deze twee soldaten werden met veel enthousiasme door het gezelschap binnengehaald en behandeld alsof zij persoonlijk met z’n tweeën ons hadden bevrijd. Die jongens wisten niet wat hun overkwam! Ik zie nog hun geweren in de kamer tegen de muur staan. Ze waren ongeveer net zo lang als ikzelf was.
Don Brandsma (1934) uit de Handelstraat 28: elke zaterdag avond na de bevrijding werd er gedanst op het Beethovenplein.
Boudewijn van der Vlist: Ik herinner mij nog de feestelijke mensen op straat en gekeurde lampjes in de bomen van het park, terwijl er in de Händelstraat of daar in de buurt gedanst kon worden.
De eerste weken na de bevrijding
In de door de Duitse Kriegsmarine verlaten Johan de Wittschool wordt tijdelijk een post van de politie en van de Binnenlandse Strijdkrachten ingericht. Hier worden NSB’ers uit de buurt aangebracht. Er bestaat een lange lijst met namen van mensen die gearresteerd moeten worden. Buurtbewoners helpen daarbij maar wat graag een handje mee. Agent De Waard die deel uitmaakt van het tijdelijke politiebureau in de school schrijft in zijn verslag: De eerste dagen hoeven we niet op pad, want de buren van de NSB’ers komen deze heren zelf naar het bureau brengen. Dat gaat meestal gepaard met veel lawaai. Je hoort zo’n stoet al van verre aankomen.
Op het Beethovenplein worden de NSB-vlag en het portret van Adolf Hitler onder veel bekijks bij de schuilkelder verbrand. Don Brandsma: Met leedvermaak zagen wij hoe de NSB-ers en de moffenmeiden werden opgepikt of kaalgeschoren. August Agasi (1941) van de Dantelaan: En er was na de oorlog hier een mevrouw met een kaalgeschoren hoofd in de straat, maar dat heb ik uit de overlevering. Miep Wijnen herinnert zich een beeld van vrouwen op een vrachtwagen met kale koppen.
De eerste weken stellen de Canadezen orde op zaken. Burgemeester Ter Pelkwijk is terug op zijn post. Duitsers worden ontwapend. Het Militair Gezag wordt 11 mei ingesteld onder leiding van Baron van Boetzelaar. En voor de Canadezen komt er een Town Major (de plaatselijke commandant van de strijdkrachten) Lieutenant Colonel D. Stewart Holt in Utrecht, die kantoor houdt op het Janskerkhof 1.
Duitsers eruit, Canadezen erin
Grofweg kan je zeggen dat veel gebouwen en huizen die net door de Duitsers zijn verlaten nu door de Canadezen worden bezet.
In het centrum betrekken ze onder meer scholen, het gebouw van Kunsten en Wetenschappen op de Mariaplaats (per 9 mei), de Jaarbeursgebouwen (per 9 mei) en het postkantoor op het Neude (per 28 mei). Ook cafés, restaurants, hotels en bioscopen worden in beslag genomen, dit voor de ontspanning en het vermaak van de geallieerde soldaten. Daarnaast worden veel huizen van particulieren bezet.
Ook in Oog in Al worden de gebouwen die nog maar net door de Duitsers zijn verlaten nu in beslag genomen door de Canadezen.
August Agasi (1941) van de Dantelaan: Het was op de Lessinglaan een komen en gaan: Duitsers eruit, Canadezen erin. Er stonden toen gewéldige grote wasserij-auto’s daar voor de deur. En ik kwam weleens trots thuis met een halve cake…. maar die werd afgepakt door Bernard Verhoeven, zoon van de architect. Ik kwam niet met mijn trophee thuis.
Op 26 mei worden Rusthuis de Wartburg, vanaf nu:The Alms House en Huize Welgelegen aan de Leidseweg gevorderd. Het Homeopatisch Ziekenhuis is dan al bezet (vanaf 11 mei) tot 3 juni.
Het Militair Hospitaal ondergaat een zelfde lot (zonder vorderingsbewijs). Brandsma uit de Händelstraat: Er kwamen Amerikaanse en Engelse soldaten (waarschijnlijk Canadese soldaten, AW) in het Militair Hospitaal. Er kwam er ook één regelmatig bij ons thuis, dat was Victor. En als we in het Amsterdam-Rijnkanaal gingen zwemmen lieten de soldaten ons onderwater zwemmen: wie het verst kwam kreeg een sigaret of een pakje kauwgom. Op het perkje op de Joseph Haydnlaan gingen de soldaten vaak sporten en toen zagen wij voor het eerst Volleybal.
Tini Ferwerda uit de Mendelssohnstraat: Bij het Militair Hospitaal kregen wij bij de keuken krentenbollen van de Canadezen.
Ook de door de Duitsers aangelegde barakken op de Joseph Haydnlaan worden door de Canadezen overgenomen, the Hutted Camp.
Het woonhuis Rhijnlust van De Heer F. C. van Beusekom op de Richard Wagnerlaan 22 (van 18 mei tot 6 november), alsmede the shed behind the houses, krijgt ook Canadese bewoners. Het Rode Kruis heeft hier ook nog tijdelijk een post tot in oktober 1945.
Het Theehuis in Park Oog in Al , omgedoopt in Restaurant The Tea Garden wordt per half mei in beslag genomen door de Canadezen tot 12 juni. Hierna maakt de Kaderschool van de Binnenlandse Strijdkrachten gebruik van het Theehuis (van 20 juni tot 6 oktober). De pachter van het theehuis krijgt voor de hele periode van vordering door de Canadezen een vergoeding van 443,33 gulden uitgekeerd.
Ook een deel van het woonhuis en de garage van Jan Jongerius op de Rijksstraatweg (later Leidseweg) wordt per 18 mei tot 26 juni in beslag genomen. Hier gaat om 2 storerooms, 1 diningroom en half the garagespace. Dit was niet eerder door de Duitsers gevorderd.
In Hotel Café Restaurant Den Hommel wordt per 8 mei een Canadees legeronderdeel ondergebracht tot 31 oktober. Over deze periode hoeft de huurster geen huur te betalen aan de gemeente. De huur voor een jaar wordt geschat op 3453 gulden.
De aluminiumfabriek aan de overkant van het Amsterdam-Rijnkanaal komt ook in Canadese handen.
De Johan de Wittschool op het Beethovenplein wordt van 7 mei tot 7 augustus eerst door de Binnenlandse Strijdkrachten en de politie gebruikt waarna alsnog Canadezen er tot 20 oktober 1945 intrekken. De ouders van de leerlingen vinden het ondertussen wel welletjes. Eerst zit de Duitse Kriegsmarine in de school en dan nu weer de B.S. en daarna de Canadezen. De kinderen moeten al die jaren buiten de wijk elders naar school. De oudercommissie stuurt een brief naar de gemeente met het verzoek de school weer vrij te geven. Als de Canadezen op 20 oktober 1945 de school verlaten blijkt het gebouw na al die jaren volledig uitgewoond. Een maand later wordt de school weer in gebruik genomen. De van oorsprong Duitse barakken op de Joseph Haydnlaan doen nog een tijdje dienst als noodopvang voor de kleuters. De ouders zijn verontwaardigd. Die vunzige vochtige keten zijn geen geschikte plek voor kleuters. Het stinkt daar, er zitten vlooien en de kinderen komen ziek thuis.
Na de oorlog is er verwarring bij de schade uitbetalende instantie van het Ministerie van Financiën, het CBVMV (Centraal Bureau Vergoeding Militaire Vorderingen) over het adres van het gevorderde gebouw op het Beethovenplein. Gaat het nou om Beethovenplein 1 of 2? De burgemeester antwoordt: de Johan de Wittschool heeft als adres Beethovenplein 2, dit gebouw is gevorderd geweest en komt daarom in aanmerking voor een schadevergoeding. Op Beethovenplein 1 is sigarenmagazijn Pallieter gevestigd en daar woont H.van Beuzekom die bekend staat als NSB’er en in de oorlog op dit adres onderdak heeft verleend aan leden van de Duitse Wehrmacht.
Alleen al het bedrag dat wordt voorgeschoten door de gemeentelijke instanties voor de levering van gas, water en electriciteit ten behoeve van de Canadese militairen in de Johan de Wittschool bedraagt 20.977,82 gulden.
Bewoners die denken dat ze na de bevrijding weer in hun eigen (tot voor kort door de Duitse Kriegsmarine gevorderde) huis kunnen wonen hebben het goed mis. Naast de gebouwen worden er ruim vijftig huizen van particulieren in de wijk door de geallieerde militairen gevorderd. En als je het er niet mee eens bent moet je bij de Town Major zijn op het Janskerkhof want die bepaalt welke huizen in beslag genomen blijven. Vorderingspapieren worden door hem afgegeven.
Het gaat in Oog in Al om de huizen aan de Joseph Haydnlaan 21 t/m 49 en 55 t/m 59, Lessinglaan 83 t/m 111, Von Weberstraat 2 t/m 26 en Beethovenlaan 46 t/m 50.
Na de oplevering in oktober, november 1945 ontvangen de gedupeerden hiervoor een vergoeding. Uit deze correspondentie komen we wat meer te weten over de eigenaren en huurders van deze huizen. Zo woont bijvoorbeeld op de Lessinglaan 21 de heer J. Jonker. Hij huurt van de eigenaar Koenders. Eerst wordt zijn huis door de Duitse Kriegsmarine in beslag genomen (april 1942) en daarna woont er een Canadese officier vanaf 8 mei tot 6 november 1945. Pas daarna kan hij er weer in.
In de Von Weberstraat nummer 10 woont de heer G.J. Ritsma. In september 1943 wordt hij zijn huis uitgezet met achterlating van de inboedel. De Duitse Kriegsmarine trekt erin. Na de bevrijding volgen de Canadezen en pas in januari 1946 kan hij zijn huis weer in. Ook de geallieerden hebben schade aangericht in zijn woning, zij het maar een beperkt deel van de totale schade aan het huis en de inboedel. Hij vraagt 40 gulden voor het Canadese deel.
De huizen Beethovenlaan 46 t/m 50 zijn eigendom van weduwe Mej. A.J. de Waal-De Jong te Oudenrijn. Zij bezit ook nog huizen aan de Joseph Haydnlaan. Beethovenlaan 46 heeft ze verhuurd aan een NSB’er en nummer 48 aan Mej. C.J. Swenne. Mej. Swenne ontvangt een vergoeding van 34 gulden voor het gebruik van haar inventaris en 18 gulden voor schade daaraan. Voor haar huizen aan de Beethovenlaan (en drie op de Joseph Haydnlaan) ontvangt weduwe De Waal een vergoeding van in totaal 1750 gulden voor de misgelopen huur voor de periode dat daar Canadezen hebben gewoond.
Naast huizen die gevorderd worden zijn er ook inwoners van de wijk die inkwartieringsruimte aanbieden in hun eigen huis. Zoals bijvoorbeeld de Familie van Veenendaal in de Franz Schuberststraat 21. Dochter Miep Wijnen-van Veenendaal (1938): bij ons in huis heeft een Canadese soldaat gelogeerd. Er was op dat moment plek in huis omdat mijn twee oudste broertjes nog in Dedemsvaart zaten. Ze zijn daar in de oorlog ondergebracht. Ik weet nog goed dat de Canadees op het kamertje voor sliep en dat ik hem mocht roepen voor het eten. Dan klopte ik op de deur en kreeg ik een reep chocolade!
En Miep vertelt nog wat meer over de eerste jaren in de Franz Schubertstraat en de hongerwinter. De ouders van Miep zijn in 1934 op nummer 21 komen wonen. Ze zijn met twee kinderen naar dit nieuwe adres verhuisd vanuit de Mendelssohnstraat. Voor hun komst is dit huis een aantal jaren in gebruik geweest als locatie voor de Johan de Witt school schuin tegenover hun huis. Miep wordt als eerste in de Schubertstraat geboren. Er zullen nog vijf broertjes en zusjes volgen, deels na de oorlog. Miep is zeven jaar als de oorlog is afgelopen. Na de oorlog wonen ze uiteindelijk met zijn tienen in dit huis. Haar beide opa’s en oma’s, Van Veenendaal en Spiekman, wonen ook in de buurt.
Het gezin heeft het zwaar in de hongerwinter. De inhoud van de linnenkast wordt geruild voor eten maar verder hebben ze niet zo veel om te ruilen. Daarom trekt de moeder van Miep er regelmatig op uit om eten te vinden. Na een tocht naar Dedemsvaart komt ze ’s nachts met een kinderwagen vol eten thuis. Het is dan al spertijd en ze mag eigenlijk niet meer buiten zijn. Ze gooit steentjes tegen het raam van Miep aan de voorkant van het huis. Miepie, ik ben het…mama. Hierna horen ze schoten aan de overkant vanuit de school, een angstig moment. Een andere keer staan er opeens Duitsers voor de deur die alleen iets komen vragen en als dank twee broden achterlaten! Miep weet ook nog dat ze naar de SOL (Stichtse Olie en Lijnkoeken, nu Cereol) fabriek moest lopen om daar in de gaarkeuken suikerbietensoep te halen. Op de terugweg springt er een hond tegen haar op. Ze schrikt hier zo van dat alle soep op de grond valt en nu komt ze met lege handen thuis.
Ook de familie Wesselink uit de Mendelssohnstraat 39 biedt onderdak aan een Canadese militair. Zijn naam is Mike Sorochynski (1916) uit Winnipeg Canada. Mike is getrouwd met Rose en heeft een zoontje Henny (geboren in 1940). Mike kan goed opschieten met de familie Wesselink en de al wat oudere zoons Willem (1933-2020) en Rinus (1929). Op de foto van kinderen in de Mendelssohnstraat met Canadezen zit Willem Wesselink (11 jaar) links vooraan en Rinus achteraan met bril. Mike vindt Holland a beautiful country en de familie Wesselink zeer gastvrij. Vader Derk Willem Wesselink werkt bij de Spoorwegen en moeder Aaltje is onderwijzeres. Ze zijn in 1928 getrouwd en woonden eerst in Lombok. Op Dolle Dinsdag moet vader Wesselink onderduiken en trekken moeder Aaltje en zoon Willem in bij buurman Henk Gijsbers van nr 57 en zoon Rinus gaat naar het buurmeisje Tini Ferwerda. Bij de huiszoeking wordt er een voorruit ingeslagen van hun huis en dit raam wordt de rest van de oorlog dicht getimmerd met een deksel van de zandbak. Rinus herinnert zich van de oorlog ook dat op nummer 49 twee Joodse vrouwen woonden die werden ”afgevoerd”. Het gaat om moeder en dochter Martha Lewy-Flatow en Johanna Sara Nathan-Lewy die uit Duitsland naar Nederland zijn gevlucht na de Kristallnacht in 1938. Ze worden via Westerbork naar Auschwitz vervoerd en worden daar op 31 augustus 1942 op 40- en 75-jarige leeftijd omgebracht. Ook weet Rinus nog goed dat hij met zijn moeder op hongertocht is geweest naar de Achterhoek op een fiets met massieve banden.
Mike blijft tot december 1945 bij de Wesselink’s in huis en vertrekt op 22 december van dat jaar vanuit Southhampton Engeland met de Queens Elisabeth naar New York. Onderweg is het onstuimig weer en met Kerst zitten ze nog aan boord en wordt er een heus kerstdiner geserveerd bestaande uit turkey, nice creamed potatoes, peas & cranberrysauce, Christmas pudding, candy & nuts & fruit. Waaraan Mike toevoegt It was very nice , if you could eat (als je niet zeeziek was).
De familie Wesselink en Sorochynski houden de eerste jaren na de oorlog contact. Rond Kerst 1945 ontvangen de Wesselink’s een kerstkaart met Christmas Greetings vanuit Canada. Rose schrijft er een briefje bij. Haar echtgenoot Mike is nog niet thuis maar komt eraan (hij arriveert 28 december in New York en komt 31 december thuis). Rose heeft de familie Wesselink weliswaar niet persoonlijk ontmoet maar ze beschouwt ze als zeer goede vrienden. Dit omdat de familie zo gastvrij en vriendelijk is geweest voor haar echtgenoot Mike. Zo belangrijk als je ver van huis bent. Ze mist Mike enorm en hoopt dat er nooit meer een oorlog komt.
Het echtpaar Wesselink doet erg hun best om in het Engels terug te schrijven. Moeilijke woorden worden opgezocht in het woordenboek. Vooral moeder Aaltje is er goed in.
In februari 1946 klimt Mike zelf in de pen. Het heeft even geduurd voordat hij wat van zich liet horen maar bij zijn aankomst in Canada bleek zijn vader ongeneeslijk ziek. Dit heeft hem nogal in beslag genomen. Mike is inmiddels soldaat af en weer gewoon burger. Hij is de Wesselink’s zeer dankbaar voor het warme verblijf in Utrecht. Voor de kinderen Willem en Rinus stuurt hij nog een stripboek en postzegels voor de postzegelverzameling. De Sorochynski’s hebben uit Holland een mooi zelf gemaakt kleed ontvangen waarvoor hartelijk dank.
In juni 1946 valt er een nieuwe brief op de mat. How is everything in Utrecht? I guess everything is fixed and life is normal like it was in peace time. I guess there are no more Canadians left in Holland. De Hollandse tulpen krijgen een mooi plekje in de tuin. Ook stuurt Mike nog een mooi boek op voor vader Derk van Bill Mauldin, bekend om zijn cartoons van Willy & Joe, twee Amerikaanse soldaten tijdens de Tweede Wereldoorlog. By the way, how is the food en clothing situation in Holland? If there is anything we can send you from here let us know. My wife was asking if you needed nylon stockings ? We would be pleased to send you.
In augustus bedankt Mike voor de leuke foto die ze hebben ontvangen van het gezin Wesselink. Moeder Aaltje heeft een Kodak Boxcamera en maakt er nog al eens foto’s mee. Helaas heeft de Sorochynski Family niet één, twee, drie een foto voor handen om terug te sturen want hun camera werkt niet goed meer. Wel is er een felicitatiekaart bijgesloten voor het 18-jarig huwelijk van Derk Willem en Aaltje Wesselink. Na een verjaardagkaart voor Rinus in november valt de correspondentie stil.
De vergoedingen voor inkwartiering van een geallieerde militair staan vast. Voor een officier mét bed ontvangt de ‘verhuurder’ 1,25 gulden per nacht. Een onderofficier brengt 0.65 cent op. Is de slaapplek op een zolder dan staat daar 0,20 cent tegenover, in een schuur 0,05 cent (maar met stro 0,10 cent).
Weken worden maanden
Wat opvalt is dat de Canadezen nog tot oktober, november 1945 in de stad en in de wijk blijven. Na de bevrijding in mei is de verwachting nog dat ze wel snel weer zullen vertrekken, net zoals de Britse soldaten die eind mei naar huis gaan.
Maar er blijkt onvoldoende scheepsruimte beschikbaar te zijn voor de repatriëring. In Nederland wachten er zo’n 170.000 Canadezen op hun terugreis. Voor Utrecht zijn er geen precieze aantallen bekend. Een schatting komt uit op ca 15 à 20.000 Canadese militairen. En dat op een inwonertal van rond de 200.000 in Utrecht op dat moment.
De eerste maanden is er nog genoeg te doen en zijn de Canadezen druk met de distributie van voedsel en brandstof. Ook helpen ze met puinruimen en het herstellen van de oorlogsschade. Kanalen en bruggen worden gerepareerd en de Canadezen onderhouden lokale busdiensten. Zo vervoeren ze bijvoorbeeld in hun vrachtwagens treinpassagiers voor een aansluiting op het spoor Utrecht-Arnhem. Ook helpen ze met de oogst.
De Canadezen leveren alles bij elkaar een belangrijke bijdrage aan de wederopbouw van Nederland. Daarnaast zetten ze zich in voor activiteiten voor kinderen en organiseren ze sportevenementen.
Er worden veel sportwedstrijden georganiseerd, Holland tegen Canada. Zoals wielerwedstrijden, tennistoernooien, volleybal en veel voetbal. Al een paar dagen na de bevrijding spelen de geallieerden tegen Oog in Al een voetbalwedstrijd.
Het is inmiddels een bekend beeld in de stad, Canadese soldaten op militaire voertuigen. In Utrecht wordt er gewaarschuwd voor al die militaire transporten op de weg. Voetgangers opgelet! Of Ouders opgelet! Let op uw kinderen.
Uitgaan
Vanaf begin juli slaat de verveling toe. Operatie Fraternization, operatie Verbroedering, is van kracht. De Canadezen zijn op zoek naar een balans tussen plicht en plezier. In tegenstelling tot hun diensttijd in Duitsland worden nu relaties met de bevolking juist aangemoedigd. Utrecht is een populair verlof- en uitgaanscentrum. Op nummer één staat Amsterdam. Een groot deel van de tijd wordt besteed aan uitgaan.
Veel ontspanningsgelegenheden worden in beslag genomen. Het gaat om zwembaden, bioscopen en horeca gelegenheden. In Utrecht worden er in bioscoop Scala (gevorderd per 28 mei tot 26 november) in de Potterstraat door de Kinema Section R.A.O.C. films vertoond. Maar ook andere bioscopen worden gevorderd zoals bioscoop Rembrandt op de Oudegracht (per 21 mei). Ook het Café Restaurant Esplanade op het Lucas Bolwerk en diverse hotels worden in beslag genomen zoals Hotel Noord-Brabant (per 8 mei) op het Vreeburg, Riche, Geldersche Bloem en Pays Bas op het Janskerkhof (per 9 mei). Hotel Pays Bas wordt het Nova Scotia Officers Hotel. Heck’s lunchroom op de hoek van de Oudegracht en de Potterstraat wordt een bekende ontmoetingsplek. De naam wordt door de gebruiker, Canadian Legion War Services, omgedoopt in Club Esquire. Er treden regelmatig bandjes op. Pas op 9 december 1945 wordt Heck’s weer vrij gegeven.
Al deze uitgaanscentra zijn toegankelijk voor een geallieerde militair mét (veelal vrouwelijke) introducee. Nederlandse vrouwen maken hier graag gebruik van. Op 7 juli wordt in Amsterdam het ECN opgericht, het Entertainment Committee of the Netherlands met als doel: ‘om met inschakeling van het Engelsch sprekende gedeelte van de burgerbevolking den Canadeeschen verlofganger op waardige wijze amusement te verschaffen.’ Door activiteiten te organiseren kunnen de contacten tussen de Canadezen en de Nederlandse meisjes gecontroleerd in de hand worden gehouden is het idee achter de ECN. Deze activiteiten zijn voor de helft toegankelijk voor Canadezen (gratis of voor half geld) en voor de andere helft voor Nederlanders (betaald en met toeschouwerskaart).
In de loop van de zomer organiseert het ECN regelmatig sportmanifestaties, allerlei excursies, film-, variété- en cabaretvoorstellingen en vooral veel dansfeesten voor de Canadezen.
In Utrecht komt er een plaatselijke afdeling, de ECU (Entertainment Commitee Utrecht). You are far from home, but….the Entertainment Committee of the Netherlands will make your leave in Utrecht a pleasant one. De ECU krijgt een kantoortje in het noodgebouw van het warenhuis Galeries Modernes op het Neude en later op het Janskerkhof. Het doel van het comité is het de geallieerde militairen tijdens hun verblijf in Utrecht zo aangenaam mogelijk te maken en anderzijds de ontspanning ‘in zoodanige banen te leiden, dat zij niet tot aanstootgevende uitwassen zal leiden’.
Er komen voorstellingen in Tivoli, de Stadsschouwburg en in Esplanade. Ook wordt er een Community Singing georganiseerd, een samenzang van Nederlandse en Canadese liederen. De avond in augustus is een groot succes. Er komt een vervolg.
Daarnaast kunnen Nederlandse gezinnen aangeven dat een Canadese soldaat welkom is bij hen thuis, door een biljet van het ECN voor het raam te hangen. Zo maakt de Canadees ook kennis met het Nederlandse gezin en niet met alleen de meisjes is de gedachte. De Hervormde Kerk riep al eerder op om eens een Canadees op de thee uit te nodigen.
Veel Nederlandse mannen staan erbij en kijken ernaar. Voor hen zijn de voorzieningen van vermaak en van het goede eten en drinken vaak niet toegankelijk. Ze zijn jaloers. De Canadezen maken trouwens al sinds de bevrijding, een stoere indruk op de vrouwen door hun goed doorvoede lichamen, vlotte windjacks en zwierige baretten.
Het liedje Trees heeft een Canadees gezongen door Albert de Booij met tekst van Lou de Groot wordt een enorm succes.
Trees heeft een Canadees
O, wat is dat meisje in haar sas
Trees heeft een Canadees
Samen in de jeep en dan vol gas
Al vindt zij dat Engels lang niet mis is
Wil zij dolgraag weten wat een kiss is
Herman De Liagre Böhl schrijft in zijn artikel ‘De Nederlandse pers over de omgang van vrouwen met Canadezen in de zomer van 1945’ : De omgang tussen Canadezen en Nederlandse vrouwen heeft zich niet altijd beperkt tot een gezellig gesprek(…) Naar alle waarschijnlijkheid heeft zich in de ‘dolle en dwaze’ zomer van 1945 een weliswaar kortstondige, maar voor Nederlandse begrippen ongekende explosie van buitenechtelijk seksueel verkeer voltrokken. Hij signaleert dat de verdraagzaamheid van de eerste maanden ten opzichte van de Canadezen uiteindelijk overgaat in jaloezie. Zijn de Canadezen eerst geliefd, later worden ze min of meer weggekeken.
Het parochieblad van het aartsbisdom Utrecht schrijft hierover op 11 augustus : ‘Ondanks al onze, werkelijk innige dankbaarheid zijn de Canadezen bezig sympathie van een groot deel van onze bevolking te verspelen. En dat komt, doordat men doet alsof een uniform van een doodgewone kerel een superieur wezen maakt. En we zijn werkelijk niet zò Duits, dat we dat slikken’.
De meisjes (en hun ouders) worden aangesproken op hun gedrag. In Het Vrije Volk van 8 augustus 1945 verschijnt er bijvoorbeeld het artikel Gevaarlijk vermaak van Hollandse meisjes. Ouders dienen op te passen. Na het feest van de bevrijding zitten we nu met een probleem, aldus de krant. De Canadezen gaan veel met onze meisjes uit. Het uniform maakt de meisjes gek; bovendien hebben de Canadezen het aureool, onze bevrijders te zijn. En daarom gebruiken de meisjes haar hersens niet meer. Contact met de bevrijders is geen probleem maar de meisjes moeten zich wel gedragen. Zij moeten hun houding nauwkeurig bepalen. Het gevaar van geslachtsziekten ligt op de loer. Ouders dienen op te passen.
In de Utrechtse plantsoenen worden er half juli borden geplaatst die in het Engels en Nederlands verbieden om op het gras te gaan zitten of tussen de beplanting te gaan lopen. Dit om vrijages in het gras tegen te gaan.
In de nacht van 16 september 1945 vindt er een grootscheepse vechtpartij in de binnenstad van Utrecht plaats tussen Nederlandse mannen en Canadezen. Hierbij zijn circa 200 Canadezen betrokken. Aanleiding tot de rellen is een poging van een aantal Nederlandse mannen om enkele vrouwen die met de Canadezen optrekken kaal te knippen. Er wordt geschoten door de Canadese militairen en ook door de politie. En er worden door de Nederlanders en Canadezen messen getrokken en met straatstenen gegooid. Er vallen enkele gewonden. Het Vrije Volk schrijft over deze gebeurtenis: er heerste Zondag een onrustige sfeer en plotseling ontstond er een handgemeen tussen Canadezen en burgers. Een groep politie, die toevallig uitrukte, werd in dit handgemeen betrokken. De politie en ook anderen losten revolverschoten, waardoor een soldaat en een meisje lichte verwondingen opliepen.
Ook de zwarte handel tiert welig. Vooral de Canadese sigaretten (het merk Sweet Caporal is favoriet) zijn enorm in trek. Op de zwarte markt bestaat er een enorm verschil tussen de inkoop- en verkoopprijs. Ondanks een streng verbod doet de meerderheid van de Canadezen hier aan mee. Een soldaat kan zich door zijn familie vanuit Canada 1000 sigaretten laten opsturen voor drie dollar en ontvangt daarvoor op de zwarte markt in Nederland duizend gulden. In juni 1945 vraagt dagblad De Waarheid zich af wanneer er eens een einde komt aan de zwarte handel op het Vredenburg. Een busje poederchocolade van één ons gaat weg voor 20 gulden, een busje tabak van ca 30 gram voor 30 gulden en een doosje cigaretten van 20 stuks voor 25 gulden. Een tablet chocolade kost 7,50 gulden. Ook worden er horloges of andere waardevolle spullen geruild voor sigaretten en chocolade.
Vertrek
In het najaar van 1945 vertrekken de meeste Canadezen uit Utrecht en ook uit Oog in Al. Burgemeester Ter Pelkwijk ontvangt ter afscheid op 29 oktober een deputatie van de vertrekkende Canadezen op het stadhuis. Ze bieden de burgemeester 200 pond Sterling aan voor de financiering van een padvindershuis. Daarnaast ontvangt de burgemeester diverse souvenirs die een mooi plekje krijgen in zijn werkkamer. Utrecht hoopt dat er in de toekomst een nauwe band met de Canadezen zal blijven bestaan. De Canadezen krijgen van Nederland 100.000 tulpenbollen mee voor bij het graf van de onbekende soldaat in Montreal. De E.C.U. organiseert in Tivoli een avond met revue en bal voor de vertrekkende Canadezen in aanwezigheid van 300 Utrechtse E.C.U. meisjes.
De meeste bezette gebouwen en huizen in de stad en in de wijk worden rond oktober, november 1945 vrijgegeven. Bewoners kunnen eindelijk na jaren terug naar hun woning. Als tegemoetkoming ontvangen ze een schadevergoeding die afhankelijk is van de duur van de inbeslagname en de schade aan het interieur. Met de afwikkeling ervan is de gemeente nog jaren bezig.
Begin december zijn er nog zo’n 600 Canadezen in en rond Utrecht aanwezig en in januari 1946 zijn zo goed als alle Canadezen vertrokken.
Bronnen:
Foto bovenaan: Een Canadese soldaat wordt op de schouders gehezen in de Mendelssohnstraat Oog in Al. De fotograaf is onbekend. De foto is ongeveer ter hoogte van nummer 45 genomen. HUA 97975
August Agassi, oud bewoner Dantelaan, De Stem van West, Oog in Al tijdens de opbouwjaren
Boudewijn van der Vlist, oud bewoner Mozartlaan, gesprek 21 maart 2015
Don Brandsma, oud bewoner Händelstraat, Jeugdherinneringen Don Brandsma 6 juli 2014
Miep Wijnen, oud bewoonster Franz Schubertstraat , gesprek 16 april 2020
Tini Ferwerda, oud bewoonster Mendelssohnstraat , gesprek mei 2018
Trudy Tolsma, oud bewoonster Dantelaan, gesprek 8 september 2018
Rinus Wesselink, oud bewoner Mendelssohnstraat, gesprek oktober 2020
HUA, Archief Dienst Inkwartiering Herstel en Afwikkeling 1945-1946 en archief Door geallieerden gevorderde roerende goederen en diensten 1945-1952.
Oorlogsbronnen.nl
Utrechts Nieuwsblad 22 juni 1949, Het Parool, uitgave provincie Utrecht, 12 mei 1945, De Waarheid 15 juni 1945, Volkskrant 24 oktober 1945, Het Vrije Volk 8 augustus 1945
Elsbeth Aartse, Het Entertainmaent Committee in Utrecht, inspanningen voor zedelijk vermaak van de Canadese bevrijders. Oud Utrecht mei/juni 1998
Fleur Kuijf, Lloyd Davies, Onze Canadese ‘bevrijers’. Oud Utrecht juni 2019
Herman de Liagre Böhl, De Nederlandse pers over de omgang van vrouwen met Canadezen in de zomer van 1945. De Gids. Jaargang 148(1985)
Sam Dekkers, Janny Ruardy, Gerdie Snellers, Anna Wits, Onder Ons Gezegd, portret van de Utrechtse wijk Oog in Al, 2018
T. Spaans-van der Bijl, Utrecht in Verzet 1940-1945, Utrecht 2005
Filmpje intocht Canadezen Leidseweg, HUA Collectie Audiovisueel Het Utrechts Archief (geschonken door H.E. Schulte, filmer) Met veel dank aan Ed.Schulte.
Genoten van deze articles, but I seem to remember the Allied soldiers building a large wooden ramp in the Lessinglaan for a “zeepkistenrace”
just after the war. My older brother could not confirm this but he may have been elsewhere at the time. Having been born early in 1941 most of the family and friends from that era have passed away or moved away , but I would love to find out whether this race was just in my dreams or whether it actually took place! I have so far been unable to find any reference to it. AS I remember it the first bit of the ramp was quite steep and the very primitive zeepkisten had considerable problems getting down in one piece! If anybody has some information or photos of this
event I would love to hear about it or see the pictures!
Yours Faithfully, Philip
Een vandaag ontvangen email doet mij – voor het eerst in meer dan 75 jaar! – denken aan de ‘Zeepkisten race’ in 1945 op de Lessinglaan.
Niet dat wij wisten wat dat was. Niemand wist dat eigenlijk…Zeepkistjes???
Een in mijn 9-jarige ogen enorm hoge stellage werd gebouwd in de buurt van de Spinozabrug, die toen in aanbouw en dus niet in gebruik was. En dan kwamen ze omlaag richting Racinelaan …kleine houten bakken. Het was allemaal heel primitief, de stellage en de zeepkistjes. Het leek gevaarlijk dus heel spannend voor ons, toekijkende jeugd.
Ik heb me nooit afgevraagd wie dit organiseerde, maar zoiets was onbekend in Holland en dus moeten het de Canadezen geweest zijn. Mogelijk verveelden ze zich daar op de J.Haydnlaan waar ze gelegerd waren. Of misschien wilden ze de jeugd amuseren.
Wie zaten er in die kistjes? Waaghalzen die dit niet mochten van hun moeder? Of de militairen zelf?
Die Canadezen toch. Ze bevrijdden ons, ze leerden ons de hocky-coky en ze amuseerden ons met een zeepkisten race!
Dear Trudy,
Het heeft mij zeer blij gemaakt dat mijn herinneringen van deze “race” echt waar waren en geen fantastise droom, ik was toen net 5 yaar oud !
U had volkomen gelijk in dat de organizatie een beetje moeilijk was met de zeer primitive zeepkisten. Als ik mij goed herinner was het bovenste stuk van de stellage stijler en hadden de ” Canadezen” daar een plank die de zeepkisten vast hield tot dat ze een handel lieten vallen waarop de kisten naar beneden schierden. Dat ging een paar keer verkeerd omdat die kisten bij zo een snelheid vrijwel onbestuurbaar waren en dus later starten ze een beetje lager. Het moet erg moeilijk geweest zijn voor die jongens om wielen enzo van oude kinderwagens te vinden want die werden gedurede de oorlog veel gebruikt om voedsel and brandhout te versjouwen. Toch denk ik dat al het harde werk van de Canadezen veel heeft meegewerkt tot “normalisation” ! Ik hoop nog steeds dat er misschien wat photographs te voorschijn zullen komen,
U Hoogachtend, Philip Stenger
Beste Philip,
Wat een enorm goed geheugen heb je. Je was toen nog maar ‘een broekie’ zoals men het noemde. En ik moet je ook mijn compliment maken voor je kennis van de Nederlandse taal – na al die jaren!
Ja, de wielen voor de zeepkisten waren ongetwijfeld afkomstig van kinderwagens, in grote getale aanwezig in deze buurt van jonge gezinnen. En inderdaad, ze deden in die tijd vaak dienst als ‘goederenvervoer’: eten halen bij een verre boer, of hout dat stiekem uit een bos was gehaald.
Wat is het allemaal lang geleden…
Met vriendelijke groet van een oud-Dantelaner,
Trudy Tolsma