In 1951 komen Pieter Singelenberg, Miep Singelenberg-van der Meer en hun éénjarige zoon Pieter in het Rietveld huis aan de Robert Schumannstraat 19 wonen. Pieter is kunst- en architectuurhistoricus, docent in Utrecht en later hoogleraar in Nijmegen. Hij is een autoriteit op het gebied van de Nederlandse architect en stedenbouwkundige Hendrik Petrus Berlage. Miep is specialist in 19-e en 20-e eeuws Nederlands glaswerk en keramiek. Voor het kleurgebruik in hun huis nemen ze contact op met de architect van hun huis, Gerrit Rietveld. Een vriendschappelijke relatie volgt. Het interieur wordt in de loop der jaren aangepast in de geest van Rietveld. In 1995 nemen de Singelenbergs na 44 jaar afscheid van hun huis in Oog in Al om naar Den Haag te verhuizen.
Pieter (2 augustus 1918 – 21 februari 2007) wordt geboren in Tilburg maar groeit op in Den Haag op de Thomsonlaan en later aan de Rijksstraatweg in Wassenaar. In 1921 wordt zijn jongere broer Otto geboren. Vader Singelenberg komt oorspronkelijk uit Utrecht en heeft een apotheek, drogisterij en fotohandel Onder de Luifel in Wassenaar. Zoon Otto volgt later het voorbeeld van zijn vader en wordt ook apotheker. Moeder Clara Galle komt uit Bergen op Zoom.
Na het doorlopen van HBS-B gaat Pieter op advies van zijn vader Geneeskunde studeren in Leiden. Maar in augustus 1939 wordt hij op 21-jarige leeftijd als dienstplichtige opgeroepen voor de mobilisatie want er dreigt oorlog. Zijn studie komt stil te liggen. Na de capitulatie en de bezetting door de Duitsers volgt Pieter in 1941 zijn hart en stapt hij over naar de studie Kunstgeschiedenis in Utrecht. Zijn vader had hem deze studie eerder afgeraden want daar is geen droog brood mee te verdienen. In Utrecht krijgt Pieter les van de hoogleraren Willem Vogelsang en Louis Grondijs (iconografie en religieuze kunst). Vogelsang is de eerste hoogleraar kunstgeschiedenis in Nederland en wordt in 1945 opgevolgd door Jan van Gelder.
Om de Arbeitseinsatz te ontlopen moet Pieter in 1943 onderduiken en dat doet hij samen met zijn jongere broer Otto bij boer Riepkema in Friesland. Na anderhalf jaar verhuizen ze naar een ander onderduikadres, nu in Voorburg. Hier ontmoet Pieter Miep van der Meer (1917-2008). Ze worden verliefd en in oktober 1946 trouwen ze in Voorburg.
Miep is enig kind en heeft een zeevarende vader en reislustige moeder. Als vader op zee is rijdt de moeder van Miep in haar auto heel Europa rond en als het even kan mag Miep mee. Vader Van der Meer neemt van zijn tochten naar verre oorden vaak dieren mee naar huis zodat er aan de Parkweg in Voorburg naast de honden een kleine dierentuin ontstaat compleet met baviaan en papegaaien.
Pieter en Miep gaan na hun huwelijk in Utrecht wonen en komen daar terecht in een woning in de Mauritsstraat en later op een kleine bovenetage in de J. W. Frisostraat 3. Hier wordt zoon Pieter geboren in augustus 1950.
Singelenberg pakt na de oorlog zijn studie kunstgeschiedenis weer op en wordt student-assistent bij hoogleraar Grondijs. Hier verzorgt hij de inleidende colleges op het gebied van iconografie. Ook wordt hij als vice-voorzitter actief in het faculteitsbestuur. In 1953 studeert hij af op Byzantijnse Kunst. Hierna kan Singelenberg aan de slag als wetenschappelijk ambtenaar bij Grondijs op het Kunst Historisch Instituut (KHI) aan de Drift 25 in Utrecht. Ook wordt hij negen jaar de beheerder van het Instituut.
Het KHI is in de beginjaren nog een klein instituut en iedereen kent elkaar. Zoon Pieter wordt wel de eerste ‘’instituutsbaby’’ genoemd. Hij is er kind aan huis en gaat er vaak op bezoek. Op het KHI blijkt Singelenberg een kundig bestuurder en neemt de reorganisatie ter hand. Het KHI wordt opgebouwd tot een professioneel instituut dat ook internationaal op de kaart komt te staan. Tot 1955 werkt Pieter op de afdeling Middeleeuwse kunstgeschiedenis en iconologie. Als docent kunstgeschiedenis heeft hij als leeropdrachten de geschiedenis van de bouwkunst (1959) en de geschiedenis van de beeldende kunst in de vroege middeleeuwen (1960).
Tussendoor maakt hij studiereizen en heeft hij gastdocentschappen bijvoorbeeld in de Verenigde Staten (collegejaar 1956/1957). Echtgenote Miep en zoon Pieter reizen mee vanuit Rotterdam naar New York op de SS Rijndam van de Holland- Amerika Lijn. De bagage bestaat uit vijf hutkoffers.
Singelenberg geeft eerst les aan het Oberlin College in Oberlin, Ohio en daarna aan de New York Universiteit.
In Oberlin doceert hij de geschiedenis van de bouwkunst en in New York de gotische architectuur. Hier geeft hij ook les in de westerse schilderkunst van Giotto tot Cézanne. Met het Metropolitan Museum of Art in de buurt kan menig werk in het echt bewonderd worden.
In New York krijgt Singelenberg een betrekking aangeboden maar Pieter en Miep vinden het voor de kleine Pieter beter om in de zomer van 1957 terug te gaan naar Utrecht.
Singelenberg richt zich in Utrecht steeds meer op de geschiedenis van de architectuur en hij verruilt in 1965 de afdeling middeleeuwen voor de afdeling bouwkunst. Hier start hij het onderzoek voor zijn dissertatie naar de architect H. P. (Hein) Berlage. De voorloper van Het Nieuwe Instituut in Rotterdam geeft daarvoor een tijdlang een deel van de collectie Berlage aan hem in bruikleen. Op dit onderwerp promoveert hij op 52- jarige leeftijd in 1971 cum laude onder Jacobus Johannes Terwen, hoogleraar in de geschiedenis van de bouwkunst aan de TU in Delft. Een dochter van Berlage is paranimf bij zijn promotie. Zijn dissertatie verschijnt een jaar later in boekvorm onder de titel H.P.Berlage: Idea and Style; the Quest for Modern Architecture 1972. Het boek wordt In het Engels uitgegeven en is daarmee toegankelijk voor een breed publiek. Het betreft een luxe uitgave met 200 illustraties en is een lijvig en kostbaar boek. Er wordt in de pers veel aandacht aan deze publicatie besteed. In dit boek behandelt hij de achtergronden en principes van Berlage’s denken op architectonisch gebied. Singelenberg ziet Berlage als dé wegbereider van de moderne architectuur, als pionier van het modernisme, met de Koopmansbeurs op het Damrak in Amsterdam uit 1903 als hoogtepunt. Het eerste moderne bouwwerk als start van het nieuwe bouwen. Al het werk van Berlage ná de Beurs ziet Singelenberg als variaties op een thema.
Voor zijn boek over Berlage krijgt Singelenberg de Berlage prijs 1971. Deze prijs van 5000 gulden van de H. P. Berlage Stichting wordt op 15 maart 1972 uitgereikt in het Haags Gemeentemuseum, het laatste bouwwerk van Berlage. De Berlagestichting: Het boek over Berlage zal, ook internationaal, bijdragen tot een goed inzicht in de betekenis van Berlages denken en bouwen. Dagblad De Tijd betreurt het dat het boek zo kostbaar is (154 gulden).
Ter gelegenheid van de uitreiking van de Berlage prijs wordt er een expositie in het museum over Berlage georganiseerd. Pieter Singelenberg schrijft in 1974 ook een artikel in het Kunst Historisch Jaarboek over het Haags Gemeentemuseum als voorbeeld van moderne museumbouw.
Berlage is in 1935 overleden maar Pieter raakt wel bevriend met de kinderen van Berlage en dan vooral met zoon Hein en na zijn overlijden in 1968 met zijn schoondochter Bep. Hein is één van de vier kinderen van Berlage en woont in Utrecht.
In 1975 wordt Singelenberg benoemd tot lector in de Kunstgeschiedenis , in het bijzonder de bouwkunst van na 1750. Daarnaast geeft hij veel lezingen buiten de universiteit over vooral Berlage en meer en meer ook over Rietveld. Zoon Pieter: mijn vader was een wandelende encyclopedie met een enorm geheugen.
——————————————————————————————————————————————————————————————————————
Over Berlage
H.P. Berlage (1856-1934) is sociaal democraat, belangrijk architect, stedenbouwkundige en ontwerper van meubelen en grafisch werk. De meeste gebouwen van Berlage zijn te vinden in Amsterdam en Den Haag. Berlage zelf woont eerst in Amsterdam maar verhuist in 1914 naar Den Haag waar hij in zijn zelf ontworpen huis gaat wonen aan de Violenweg. Enkele bouwwerken van Berlage zijn naast De Beurs, de Burcht van Berlage ( het gebouw van de Diamantbewerkers Bond ANDB van Henri Polak in Amsterdam, 1900), gebouwen voor de verzekeringsmaatschappij De Nederlanden van 1845 in Den Haag, de Oranjekliniek (Villa Henny) aan de Scheveningseweg, het Jachthuis st Hubertus bij Hoenderloo in opdracht van het echtpaar Kröller-Müller en het Haags Gemeentemuseum aan de Stadhouderslaan (1935).
Berlage zelf beschouwt het Haags Gemeentemuseum als zijn beste werk. De voltooiing ervan maakt hij niet meer mee want hij overlijdt in 1934. En niet alleen het ontwerp van de gebouwen was van Berlage’s hand maar vaak ook het interieur en/of de meubels. In het Gesamtkunstwerk komen de verschillende kunsten samen en vormen zo één geheel. De Beurs is daar een mooi voorbeeld van. Hier werkt Berlage samen met andere kunstenaars voor het tegelwerk, de muurschilderingen, glas in lood, het houtsnijwerk, beeldhouwwerk en is Berlage zelf verantwoordelijk voor het meubilair, de verlichting en stoffering.
Berlage maakt veel studiereizen, ondermeer naar Italië en Amerika (1911). Hij raakt in de Verenigde Staten onder de indruk van het werk van Frank Lloyd Wright (licht, ruimte en nieuwe materialen zoals beton) en dit zal zijn verdere werk beïnvloeden. Als stedenbouwkundige ontwerpt Berlage Plan-Zuid (1917) voor Amsterdam-Zuid maar ook uitbreidingsplannen voor Den Haag en Utrecht. Plan-Zuid wordt grotendeels gerealiseerd maar de plannen in de andere steden slechts gedeeltelijk. Kenmerkend in de uitbreidingsplannen zijn de geknikte straten, pleinen en zichtassen. In Utrecht ontwerpt Berlage op verzoek van burgemeester Fockema Andreae samen met hoofd van gemeentewerken L.N. Holsboer in 1920 een uitbreidingsplan voor de stad. Dit plan voorziet ondermeer in nieuwe woonwijken, een nieuw industriegebied, een kanaal aan de westzijde van de stad en een vliegveld aan de oostkant. Langs de wijken loopt een binnenring voor het autoverkeer en een buitenring over de bestaande forten.
Het plan blijkt te ambitieus. In 1924 volgt er een tweede poging maar dit wordt ook geen succes. Slechts een paar onderdelen worden uitgevoerd, zoals de uitvalsweg vanaf het Vredenburg naar Zuilen, het Amsterdam-Rijnkanaal en de aanleg volgens het oorspronkelijke stratenplan van een deel van de nieuwe wijk Oog in Al.
——————————————————————————————————————————————————————————————————————-
Pieter Singelenberg heeft naast zijn wetenschappelijk werk veel nevenfuncties in de sfeer van bouwkunst, erfgoed en monumenten. Zo is hij lid van de PUG (Provinciaal Utrechts Genootschap van Kunsten en Wetenschappen), van de gemeentelijke monumentencommissie en van de gemeentelijke museumcommissie.
Ook zit Singelenberg in het bestuur van de Stichting Rietveld-Schröderhuis.Ter gelegenheid van het 50- jarig bestaan van het Rietveld- Schröderhuis in 1975 houdt hij hierover een lezing bij de opening van de tentoonstelling in het Centraal Museum. Het huis heeft net de status van monument gekregen. Ook al sprak Rietveld volgens Singelenberg eerder over een ‘bouwsel’ dan monument. Na 50 jaar heeft een huis zijn diensten wel bewezen en moet dan plaats maken voor een nieuwe woning, aldus de opvatting van Rietveld. Maar de Stichting ziet de historische waarde en wil het huis restaureren en behouden en in de toekomst een veilige bestemming geven. In 1983 wordt het huis overgedragen aan de gemeente, Truus Schröder (1889-1985) kan er tot aan het eind van haar leven blijven wonen.
In 1957 richten hoogleraar Jan van Gelder en Pieter Singelenberg samen met enkele andere initiatiefnemers het fonds Karel van Mander op. Jaarlijks wordt de Karel van Mander prijs uitgereikt aan veelbelovende kunsthistorici. Singelenberg zit tot 1987 in het bestuur en soms ook in de jury. De vereniging en de prijs bestaan nog steeds ook al zijn de namen verandert in Vereniging van Nederlandse Kunsthistorici (VNK) en de Jan van Gelder prijs.
Singelenberg roert zich regelmatig in het publieke debat waarin hij opkomt voor het behoud van erfgoed. In 1963 heeft de gemeente Utrecht plannen tot de aanleg van een viaduct naast het Rietveld-Schröderhuis. De Rijksweg 22 moet worden verhoogd in verband met de vele ongelukken op het kruispunt van de Prins Hendriklaan en de rijksweg. Singelenberg is sterk gekant tegen dit viaduct en de verhoging van de rijksweg. Hij hekelt de opstelling van het gemeentebestuur. Het Schröderhuis komt zijn inziens nu in geschonden ruimte te staan. Ook andere deskundigen uit de internationale kunstwereld mengen zich in de discussie. Maar het viaduct komt er en zo kijken ze vanuit het Rietveld-Schröderhuis voortaan uit op een autoweg en is de ruimtelijke omgeving aangetast waardoor het huis minder tot zijn recht komt. Ook wordt het Rietveld-Schröderhuis nu door de hooggelegen verkeersweg gescheiden van de andere Rietveld woningen aan de Erasmuslaan.
In 1974 komt Singelenberg samen met bouwhistoricus Kipp op voor het behoud van het Jugendstil-gebouw ‘De Utrecht’ van de levensverzekeringsmaatschappij Utrecht uit 1902 van architect Jan Verheul op de Leidseweg. Singelenberg noemt dit gebouw één van de weinige homogene monumentale Jugend-stilgebouwen in Nederland. Maar dit mag niet baten, het gebouw wordt gesloopt ten behoeve van nieuwbouw rond Hoog Catharijne. Een emotionele zaak, zo noemt hij de sloop.
Later zet Singelenberg zich in voor nieuwbouw en renovatie van het Centraal Museum (1994).
Ook is Singelenberg vanaf 1967 politiek actief in de nieuwe partij D’66 en wordt gekozen als voorzitter van het bestuur van de afdeling Utrecht als opvolger van Zeevalking (die naar het hoofdbestuur van D’66 vertrekt) en hij neemt plaats in de Provinciale Staten.
Miep Singelenberg-van der Meer
Na het behalen van haar diploma HBS-B volgt Miep een opleiding bij Schoevers. Ze vervult diverse secretaresse functies bij ambassades en de ANWB. Na haar huwelijk wordt ze enquêtrice bij het CBS en zo komt ze bij veel mensen over de vloer waar ze mooie verhalen hoort. Ook helpt ze haar man Pieter bij zijn publicaties en maakt de indexen voor zijn boeken. En meer en meer stort ze zich op haar eigen interessegebied en liefhebberij, namelijk Nederlands glaswerk en keramiek en publiceert daarover diverse artikelen en geeft boeken uit. Zoals een overzicht van alle Nederlandse keramiek- en glasmerken 1880-1940. Hierin geeft ze een overzicht van alle geschilderde en ingekraste merken op de onderkant van pot en vaas.
Of de catalogus in boekvorm Mobach: Pottenbakkers in Utrecht, 1985. Deze catalogus begeleidt de tentoonstellingen in Utrecht (1985) Leeuwarden (1986) en Nijmegen (1986) over de geschiedenis van 90 jaar Mobach. Dit is een aardewerkbedrijf van een pottenbakkersfamilie dat ooit begon in de 18-e eeuw in Bolsward Friesland en uiteindelijk neerstrijkt in Utrecht met naast een fabriek aan de Kanaalweg (1895) ook een winkel in de binnenstad. Ook Piet Klaarhamer en Gerrit Rietveld ontwerpen enkele vazen voor Mobach.
Miep is ook bij andere tentoonstellingen over aardewerk betrokken zoals bij de tentoonstelling in het tegelmuseum in Otterlo over de N.V. Plateelbakkerij „Delft” uit Amsterdam en Hilversum.
Daarnaast is Miep zeer actief in de Nederlandse Vereniging van Huisvrouwen (NVVH) als voorzitster van de afdeling Utrecht maar ze draait ook mee in landelijke werkgroepen. Zo neemt ze deel aan de werkgroep HAC ( Huisvrouw Als Consument) van de NVVH. Deze werkgroep komt op voor de huisvrouw als gebruiker en stelt allerlei misstanden en gebreken aan de kaak. Maar ze komen ook met milieuvriendelijke adviezen zoals het apart inzamelen van glas in speciale containers (1980!), tips voor energiebesparing en de werkgroep is voor het behoud van wasserettes, zodat niet iedereen een eigen machine hoeft aan te schaffen en er zo ook een belangrijke ontmoetingsplaats blijft bestaan.
De liefde voor het autorijden krijgt ze van haar moeder met de paplepel ingegoten en in huize Singelenberg is Miep de chauffeur want Pieter vindt rijden niet leuk ook al heeft hij zijn rijbewijs. Ze doet zelfs mee aan damesrally’s van de KNAC en is lid van de EVAC ( Eerste Vrouwelijke Automobiel Club). Ze reist ook het hele land af in verband met haar activiteiten bij de Nederlandse Vereniging van Huisvrouwen.
Wonen in een Rietveldhuis
In 1951 leest Miep Singelenberg een advertentie in het Utrechts Nieuwsblad waarin een artistiek, modern en zonnig herenhuis in Oog in Al te koop wordt aangeboden voor 16.000 gulden. Singelenberg: Artistiek en herenhuis, is dat niet een paradox? Ze nemen er eens een kijkje. Het huis is al leeg en het is kijkdag. Het blijkt om een huis te gaan aan de Robert Schumannstraat in Oog in Al. Het is zo’n geknikte kromme straat met ‘’toevallig pleintje’’ van Berlage. Rietveld, de architect van het huis, is in die jaren nog niet zo bekend maar Pieter meent de hand van Rietveld in het huis te zien. Hij kent immers de huizen van Rietveld aan de Erasmuslaan en heeft net in de zomer van 1951 de eerste Stijl-tentoonstelling bezocht in het Stedelijk te Amsterdam waar ook aandacht aan Rietveld werd besteed. Het huis spreekt hen enorm aan. Wat een licht en wat een ruimte! En wat een mooi vrij uitzicht heb je hier! Met financiële hulp van de ouders van Miep wordt de deal gesloten. Voor 14.500 gulden wordt het huis hun bezit en ze zijn daarmee de tweede bewoners. Eerst woonde de familie Van der Veen in het huis en mevrouw Van der Veen die alleen was achtergebleven en kleiner wilde wonen hoopte dat de Singelenbergs er met net zoveel plezier zouden wonen als zij altijd had gedaan. Bezoekers hadden haar wel eens gevraagd hoe ze toch in zo’n huis met zoveel glas goed kon leven?
10 december van dat jaar trekken de Singelenbergs erin. Het huis is er één in een rij van vier. Ontworpen in 1931 door de architect Gerrit Rietveld in opdracht van Bredero’s Bouw Bedrijf (BBB). Nummer 19 is het huis helemaal links.
De eerste rij woningen van Rietveld aan de Erasmuslaan van 1930-1931 zijn zo’n succes dat BBB in 1932 ook vier experimentele woningen in Oog in Al bouwt.
Het gaat om moderne functionele huizen zonder franje met een flexibele indeling. Veel licht, lucht en ruimte volgens de beginselen van de Nieuwe Zakelijkheid. Witgekalkt van buiten met het houtwerk in kleur. Rietveld wilde er in Oog in Al oorspronkelijk nog een verdieping op bouwen en beneden tekende hij een ongedeelde ruimte om te leven, te koken en te eten. Aan de voorkant had hij in die ruimte een kookblok bedacht. Maar die plannen kwamen er niet door. De woningen zijn in eerste instantie bedoeld voor de lagere inkomens, goed en goedkoop met veel leefruimte.
In de beginjaren zijn de woningen niet in trek. Ze wijken af van het gangbare, hebben geen pannendak en liggen ook nog eens afgelegen want Oog in Al is slecht bereikbaar. Wijkbewoners weten niet goed wat ze van deze huizen moeten vinden. Ze noemen dit rijtje van vier in de jaren 30 wel de Indische huizen. De meer traditionele huizen van nummer 21 en hoger staan er nog niet. Voor het blokje witte huizen ligt een driehoekig grasveldje met kleine jonge ceders die worden beschermd door kippengaas.
Zelf woont Rietveld in de jaren van de bouw van deze huizen ook in Oog in Al. Samen met zijn echtgenote Vrouwgien Hadders en hun zes kinderen wonen ze van 1924 tot 1936 in de Bachstraat. Dit is een huis van architect Piet Klaarhamer, leraar van Rietveld. Het huis is traditioneler dan de Rietveldhuizen in de Schumannstraat maar toch noemt Rietveld de woning modern. Rietveld: geen steentje is ondoordacht gemetseld en geen maatje is willekeurig gekozen. In het begin heeft Rietveld hier ook zijn werkplaats. Later rijdt hij elke ochtend op zijn motor de straat uit naar zijn werkruimte buiten de wijk.
Bij de koop van het huis op nummer 19 in 1951 zijn de gepleisterde buitenmuren geel geverfd en zien er vies uit. Het houtwerk binnen is geel en donkergroen. Singelenberg: als een oud landhuisje zag het eruit. De voordeur is ook donkergroen. Ze laten het huis meteen weer wit kalken, de voordeur en brievenbus worden rood en de groene trap wordt grijs. De trapbalk binnen is en blijft rood. Het was Bep’s (de dochter van Rietveld) idee geweest om de kleuren groen en geel te kiezen, zo hoort Singelenberg later in 1993. Bep vertelde hem toen: dat geel en groen van het hout buiten en het groen van de trap waren oorspronkelijk. Ik liep eens met vader mee en hij vroeg me welke kleuren het houtwerk buiten en de trap moesten hebben. Ik zei geel en groen, omdat we thuis nooit groen mochten hebben en zo is het toen gebeurd.
Rietveld wilde ruimtebesparend bouwen en plaatste aan de voorkant een halve verdieping met badkamer en wc. Als je de wc deur in een hoek van 90 graden open zet sluit je daarmee de badkamer af. Doe je de deur weer open, dan heb je een wc die door de gangdeur is afgesloten. De trappenhuizen van de aan elkaar grenzende woningen dringen door de scheidingsmuur heen en komen in de aangrenzende woonkamer vermomd als schoorsteen terug met mooie afgeronde hoeken. Dat geeft een speels effect zo’n bol element in een strakke rechthoekige kamer. Beneden en boven zijn er glazen afscheidingen in houten lijsten tussen de woonvertrekken en die kunnen helemaal open klappen. Singelenberg: Vrienden vragen zich weleens verwonderd af hoe je in zo’n acquarium kunt leven. Het begrip doorzonwoning is nog onbekend.
Het huis wordt in het begin nog traditioneel ingericht met logge en zware meubelen en een staande schemerlamp. Op de muren zit nog het behang van de vorige bewoners. Er komen gordijnen voor de ramen en beneden wordt er vloerbedekking gelegd tot het geld op is. De andere vloeren worden gebeitst. Twee Junker kachels zorgen voor verwarming. Soms ‘ploft’ de kachel en zien de muren zwart van het roet. Achterin de tuin komt de zandbak voor zoon Pieter.
Vriendschap met Rietveld
Na vijf, zes jaar, zo rond 1957 willen De Singelenbergs de woning een opknapbeurt geven en loopt Pieter Singelenberg eens langs bij het atelier van de architect van het huis, Gerrit Rietveld, op de Oudegracht om hem advies te vragen over het oorspronkelijke kleurgebruik. Rietveld geeft aan er binnenkort op terug te komen. Enkele dagen later staat er een man in regenjas voor het huis met een opschrijfblokje in zijn hand. Het blijkt Rietveld te zijn. Hij schrijft de kleuren voor het schilderwerk op een blaadje: wit (Sikkens Alphatex), licht grijs en grijs. Voordeuren verschillende kleuren???
Rietveld blijkt een aimabele, rustige man te zijn met zachte stem. Stevig en kort van postuur. Na deze eerste ontmoeting ontstaat er een vriendschappelijke relatie.
De Singelenbergs en Rietveld en Truus Schröder bezoeken elkaar over en weer. De Singelenbergs komen regelmatig in het Rietveld- Schröderhuis dat Rietveld in 1924 heeft ontworpen samen met en in opdracht van Truus Schröder. Als Rietveld in zijn Ford Taunus langskomt in de Robert Schumannstraat heeft hij vaak wel even tijd om met zoon Pieter een balletje te trappen op het pleintje voor. Na de dood van Rietveld in 1964 blijft de vriendschap met Truus Schröder voortbestaan.
——————————————————————————————————————————————————————————————————————
Over Rietveld
Gerrit Rietveld (24 juni 1888- 26 juni 1964) ontwerpt meubels en huizen voor de nieuwe, moderne mens. Rietveld begint omstreeks 1900 als leerling in de meubelwerkplaats van zijn vader. Nieuwe ideeën doet hij op tijdens tekenlessen bij meubelontwerper en architect Piet Klaarhamer. Klaarhamer op zijn beurt was in de leer geweest bij Berlage. Rietveld wil meubels ontwerpen waarvan de functie en vorm aansluiten bij een moderne manier van leven, gemaakt van nieuwe materialen en volgens eigentijdse productiemethodes. Diezelfde ideeën streeft hij later met zijn architectuur na. In 1917 begint hij een eigen werkplaats, waar hij een jaar later zijn beroemde latten leunstoel uitvoert die hij in 1923 rood-blauw schildert. De leunstoel wordt in 1919 afgebeeld in het tijdschrift De Stijl Rietveld voelt wel voor De Stijl-idealen. Samen met Truus Schröder ontwerpt Rietveld in 1924 zijn eerste woonhuis, het Rietveld-Schröderhuis. Het is ontworpen vanuit het interieur dat met schuifwanden doorlopend veranderd kon worden. Van buiten opgetrokken uit vlakken en gekleurde lijnen, groeit het uit tot voorbeeld van De Stijl-architectuur en is sinds 2000 Werelderfgoed. Rietveld zelf woont in die jaren in de Bachstraat in Oog in Al in een huis van architect Klaarhamer. In het appartementenblok aan de Erasmuslaan, uitgevoerd in 1930, wordt veel licht, lucht en ruimte toegelaten. Vanwege deze karaktertrekken wordt Rietvelds architectuur tot het Nieuwe Bouwen gerekend. Hierna volgen de 4 huizen in de Robert Schumannstraat in 1932. De frisse volkswoningbouw die in de jaren vijftig in Tolsteeg naar zijn ontwerp wordt gebouwd – met hun doorlopende betonnen vloeren, grote glasgevelwand en kleurpanelen – worden door dezelfde karakteristieken gekenmerkt. Zijn sociale idealen heeft hij verder uitgewerkt bij eengezinswoningen in Hooggraven. De huizenblokken zijn rondom een hof geplaatst met een pierenbadje waar kinderen veilig spelen konden. Voor zijn seriematig gebouwde woningen in Transwijk gebruikte hij draadglas en gekleurd geglazuurde baksteen. Behalve hoog- en laagbouw heeft Rietveld verschillende woonhuizen voor particulieren in Utrecht ontworpen. Naast verbouwingen van diverse winkels en de bioscoop Vreeburg in 1932 tekent hij in 1953-56 voor de Julianahal, een uitbreiding van de Koninklijke Jaarbeurs. Stedenbouwkundige plannen maakt Rietveld onder meer voor de uitbreiding van Kanaleneiland. Vanaf de jaren vijftig volgen ook grote architectuuropdrachten buiten Utrecht. (bron: canonvannederland.nl/utrecht)
———————————————————————————————————————————————————————————————————————
Kleuradvies Rietveld
In 1958, het jaar dat Rietveld zeventig wordt, overleggen de bewoners van de Rietveldhuizen (Robert Schumannstraat 13 t/m 19) met elkaar over het schilderwerk van de buitenboel en ze spreken af de huizen tegelijkertijd in dezelfde kleuren te laten schilderen volgens het advies van Rietveld. Alleen de voordeuren verschillen qua kleur en de Singelenbergs kiezen voor een rode voordeur. Nummer 17 kiest voor geel, nummer 15 zwart en nummer 13 verft de voordeur donkerblauw. Schilder De Bruyn krijgt de opdracht en na de verfbeurt staan de vier huizen er prachtig bij.
Rietveld komt kijken en is er oprecht blij mee. Maar terwijl hij er naar staat te kijken samen met Pieter Singelenberg laat hij zich ontvallen dat de oorspronkelijke witkalk eigenlijk het mooiste is, mooier dan de witte verf waar nu voor gekozen is. Kalk is transparant, onder het wit is dan nog wat zwartigs te zien. De witte verf dekt alles af maar is natuurlijk wel langer houdbaar.
In de voortuinen worden de hoge ligusterheggen weggehaald en er komt lagere begroeiing voor in de plaats waaronder heide. Dit oogt veel ruimtelijker dan de heggen en komt de huizen ten goede.
In de geest van Rietveld
Naast de buitenkant van het huis komt op nummer 19 ook de binnenkant aan de beurt. Wonen in de geest van Rietveld betekent ook dat de meubels worden vervangen door meer strakke, eenvoudige en ruimtelijke meubels. Als eerste komt de zigzagstoel van Rietveld in 1958 in huis met in totaal uiteindelijk wel zo’n 12 stuks, waarvan er zes bij Metz & Co in Amsterdam worden gekocht voor 37,50 gulden per stuk. Singelenberg: die zigzagstoelen snijden door de ruimte, ze nemen niets van de ruimte af.
De Rood-Blauwe stoel, een ontwerp uit 1918 (oorspronkelijk van blank hout), wordt in 1958 bij de meubelmaker van Rietveld, Gerard van de Groenekan in de Bilt besteld als ook een door Rietveld ontworpen divantafeltje dat in 1977 bij Van de Groenekan wordt gekocht. De stoel wordt met de hand geverfd in de kleuren rood en blauw en zal later (in 2002) worden gerestaureerd.
Boven de tafel komt de in 1922 door Rietveld ontworpen hanglamp van buislampen, de L40. Singelenberg over deze constructie van buislampen, zwarte houten blokjes en dunne glazen buizen voor de elektriciteitsdraden: zo sierlijk en tegelijk zo ijl van eenvoud.
En dan de eerste gestoffeerde stoel van Rietveld, ontworpen in 1935 , de zogenaamde Utrecht stoel van zwart zeildoek, canvas, met groffe festonsteek, die zit pas lekker! Deze wordt bij Metz & Co gekocht in 1972. Singelenberg: het gebruik van zeildoek was voor Rietveld een provocatie. Hij gebruikte het om van, wat hij noemde, ‘sleuroverschotten’ af te komen. Later komen er twee gelijkvormige stoelen in huis met blauw wollen bekleding (ook van Metz & Co). Miep verslijt deze stoelen als het ware, zo graag zit ze erin. Singelenberg vraagt Rietveld eens waarom hij niet meer van die gemakkelijke stoelen heeft gemaakt waarop Rietveld antwoordt: als je moe bent, dan moet je maar gaan liggen. Ook de uitspraak zitten is een werkwoord komt van Rietveld.
Na de Rietveld tentoonstelling in het Stedelijk waar veel replica’s in de kantine zijn opgesteld mag zoon Pieter op verzoek een replica van de Berlijnse stoel (ongeschilderd ) mee naar huis nemen.
In 1976 doet de Steltman stoel van Rietveld zijn intrede in huize Singelenberg. Deze stoel is in 1963 ontworpen voor Juwelier Steltman aan het Noordeinde in Den Haag. Het is Rietveld’s laatste stoel. Vanuit deze stoelen kunnen klanten hun sieraden en trouwringen uitzoeken. In twee aparte, tegengestelde stoelen die samen een eenheid vormen. De stoel is opgebouwd uit lijnen en vlakken. Oorspronkelijk bekleed met wit kunstleer en later pas in hout uitgevoerd.
Ook de militaire kruk, tevens te gebruiken als bijzettafeltje, ontworpen door Rietveld in 1923 voor het katholiek Militair Tehuis in Utrecht krijgt een mooi plekje in huize Singelenberg.
Naast de Rietveld meubelen komen er ook andere moderne meubels in huis zoals een Ahrend kast, een kast van Pilastro en spullen van Tomado. De Singelenbergs zijn vaste klant bij de interieurzaak Bij den Dom aan het Oudkerkhof waarvan eigenaar Fels op de Lessinglaan woont.
Voor het raam komen rolgordijnen die vrijwel nooit dicht gaan; vitrage, zoals in veel huizen in de buurt voor het raam hangt, komt er bij de Singelenbergs niet in. In 1963 worden de Junker kolenkachels vervangen door Centrale Verwarming. Dat is een hele operatie die vakkundig wordt uitgevoerd door Stigter en Messemaekers. De kolenkelder wordt CV kelder. De kachel in de achterkamer wordt een open haard. Op de marmeren schoorsteenmantel van de kachel in de voorkamer komt mooi aardewerk te staan uit de verzameling van Miep. De glazen afscheiding beneden die open en dicht geklapt kan worden wordt gesloopt omdat hij nooit gebruikt wordt en daarmee wordt de kamer groter en ruimer. Ook struikelen ze nu niet langer over de houten drempel van de schuifwand in de vloer. Ook al het behang verdwijnt van de muren. Er onder komt een gepleisterde korrelige muur tevoorschijn.
Ted Brown
In 1958 logeren Theodore (Ted) Brown, architect en kunsthistoricus uit Amerika, zijn vrouw Barbara en hun driejarige dochtertje enkele dagen bij de Singelenbergs voordat ze weer naar Amerika vertrekken.
Ted Brown is met zijn gezin in 1956 naar Utrecht gekomen voor onderzoek naar de Europese Architectuur in de jaren 20. Hij krijgt een studeerkamertje in het KHI en raakt bevriend met Pieter Singelenberg. Ze kunnen het goed met elkaar vinden. Hoogleraar kunstgeschiedenis Van Gelder wijst Brown op het werk van Rietveld als mogelijk thema voor zijn onderzoek. Brown kent Rietveld alleen van ‘’een huis’’ en ‘’een stoel”’ maar raakt zeer geïnteresseerd. Zo wordt Rietveld het onderwerp van zijn promotie, wat bijzonder is omdat Rietveld zelf nog springlevend is. Brown raakt bevriend met Rietveld en Truus Schröder en zal het Rietveld-Schröder huis vaak bezoeken. Ook samen met de Singelenbergs.
In juli 1958 promoveert Brown op The work of G. Rietveld, architect. Het boek wordt door Bruna in het Engels uitgegeven en wordt nu nog steeds geraadpleegd en is tweedehands te koop voor zo’n 100 tot 150 euro. Het is het eerste boek over het werk van Rietveld. Het Nieuw Utrechts Dagblad noemt het een belangrijk en prettig leesbaar boek. Het UN: een zeer overzichtelijk en helder geschreven boek met veel kleine afbeeldingen.
Pieter Singelenberg is paranimf bij de promotie en nodigt ook Rietveld uit voor een maaltijd in Hotel Den Hommel ter gelegenheid van de promotie van Ted Brown.
Tijdens de receptie krijgt Rietveld het eerste exemplaar van het boek van Brown aangeboden uit handen van Bruna directeur Jaap Romijn ter ere van zijn 70-e verjaardag in juni. Rietveld in zijn dankwoord aan Brown: Ik ben U dankbaar dat U mijn verleden hebt geordend. Maar ik zelf ben meer iemand die leeft in de toekomst. Het boek van Brown verkoopt goed met een stofomslag naar een ontwerp van Rietveld.
Na de feestelijkheden vertrekken De Browns weer naar de USA en op hun reis per schip, de Nieuw Amsterdam, gaan ook twee zigzag stoelen van Rietveld mee.
Ted Brown wordt hoogleraar architectuurgeschiedenis aan de universiteit van Louisville in Kentucky. Hij denkt daar met heimwee terug aan Holland en Utrecht, zo schrijft hij in maart 1959 aan Truus Schröder, want de stad Louisville is zo lelijk! Ook Brown klimt in 1963 in de pen om te protesteren bij the queen (Koningin Juliana) tegen de aanleg van een viaduct vlakbij het Rietveld-Schröderhuis.
In 1964 komt hij weer voor een jaar naar Utrecht voor nader onderzoek als wetenschappelijk hoofdambtenaar op het KHI en vraagt Schröder en Rietveld of ze een geschikte woonruimte weten. En hij verheugt zich op de winter in Utrecht vol verkoudheid, snotneusjes, hoest, ijs en sneeuw, zo schrijft hij met deze paar woorden in het Nederlands in een verder in het Engels opgestelde brief.
Trots op het wonen in een echte Rietveld
Singelenberg is er trots op om in een huis van Rietveld te wonen. Hij laat dit ook meerdere keren aan Rietveld zelf weten zo schrijft hij als afsluiting van een briefkaart in 1958 aan hem: Ik wil op deze dag alleen schrijven als een huisvader, die zich met zijn gezin voor het dagelijkse leven geen harmonischer milieu kan denken dan dit door U bedachte huis!
Bij de publicatie van zijn dissertatie over H.P. Berlage in 1972 komt de NRC langs in het huis aan de Robert Schumannstraat voor een groot artikel. Het valt de verslaggever op dat niet alleen de buitenkant van het huis één en al Rietveld is maar ook het interieur met de bekende zigzag stoelen, de kleuren vaalgeel, rood en blauw en zelfs het vloerkleed met de witte en vaalgele banen. Singelenberg verontschuldigt zich voor de lange rij planten in de vensterbak. Dat mocht niet van Rietveld; maar hoe gaat dat als je vrouw van planten houdt? Op een goed moment breekt de consequentie; maar het is maar een klein breukje. In de vensterbank staan een paar glasbakken van Copier met cactussen erin. Miep heeft een zwak voor cactussen en op de plaats van de zandbak van zoon Pieter achter in de tuin staat inmiddels een kas voor het kweken van cactussen.
Als het huis in 1984 op de monumentenlijst komt te staan, samen met andere Rietveld-huizen in Utrecht, komt Trouw langs in Oog in Al. Singelenberg als lid van de monumentencommissie: Ik woon nu in mijn eigen monument. De verslaggever ziet het enthousiasme bij Singelenberg voor zijn huis en citeert Singelenberg: Het is allemaal zo geraffineerd gedaan, de binnenruimte lijkt erg ruim, terwijl het huis van buiten echt niet groot is. Verder gaat er een positieve werking uit van de huizen. Door de ruime ruimten, door de uitgebalanceerde ruimtelijke verhoudingen, krijgen de bewoners gevoel voor elementaire zuiverheid en niet alleen op architectonisch gebied. En dat geldt al helemaal sterk als iemand in een huis als dit is opgegroeid. Ik merk het aan mijn zoon.
De weelde van de soberheid
Vrij Nederland (VN) maakt in 1992 een thema nummer over Rietveld met daarin ook het artikel Wonen in een echte Rietveld. Ze gaan bij vijf huizen langs en één van die huizen is het huis van echtpaar Singelenberg. Singelenberg: we hebben nooit iets veranderd. Het is een eenvoudig huis maar homogeen en doordacht. Het valt VN op dat de woonkamer sober is ingericht en dat er niets te veel staat. Singelenberg: Mijn zoon riep weleens: je kunt hier nooit iets laten slingeren! (…) Wij houden van de ruimte en dat licht. Mijn vrouw en ik zijn met dit huis volgroeid. Maar je moet de weelde van de soberheid aankunnen. Als je in je huis niet afgeleid wordt door allerlei pretentieuze fratsen, kom je tot zelfontplooiing. Dat durf ik best te zeggen!
In zijn inleiding getiteld Het beeld van Rietveld over het werk van en de waardering voor Rietveld op het Rietveldsymposium in Muziekcentrum Vredenburg op 29 januari 1993 vertelt Singelenberg vol trots over zijn eigen woonhuis van de architect en over de vriendschappelijke relatie die is ontstaan. Over huizen van Rietveld zegt Singelenberg hier: die huizen zijn voortreffelijk, omdat ze als gebruiksgoed en esthetisch voorwerp doordacht en homogeen zijn. Je betrapt Rietveld niet gauw op een vergeten element of op een verlegenheidsoplossing. En over de inrichting volgens Rietveld: vermijd losse objekten, die niet echt nodig zijn, want ze storen en vragen teveel onderhoud. Ze staan je relatie met de voortdurende stroom van indrukken in de weg en waarom? Omdat volgens Rietveld de ons vertrouwde omgeving onopzettelijk als maatstaf dient. En Singelenberg vervolgt: Rietveld zei het zo: ‘’De vensters vrij, de muren licht. Weinig meubelen, doch handig en eenvoudig. Onze omgeving is hierdoor in plaats van een demonstratie van cultuurhoogte, een bevestiging van onszelf en een zuivere maatstaf voor onze belevingen”. Singelenberg gelooft zelf ook stellig in de weelde van de soberheid.
Collectie Singelenberg
Vanaf de jaren 70 slaan de Singelenbergs, vader, moeder én zoon aan het verzamelen en bouwen zo een uitgebreide collectie op. Deze bestaat naast de reeds genoemde meubels uit glaswerk en keramiek. De verzameling glaswerk begint met een cadeau van zoon Pieter aan zijn vader bij het verschijnen van zijn boek over Berlage in 1972. Het betreft een art-nouveau glasobject uit 1925 en is een ‘fûte’ van André Delatte, een glaskunstenaar uit Nancy, tijdgenoot van Daum, Gallé en Lalique.
De collectie groeit enorm uit in de ruim dertig jaar erna. De verzameling bestaat ook uit een enorme bibliotheek met boeken over kunst, kunstnijverheid en architectuur. Een mooi exemplaar betreft de autobiografie van de zeer door Singelenberg bewonderde Amerikaanse architect Frank Lloyd Wright (1867-1959) met voorin een handgeschreven opdracht voor zijn collega H. P. Berlage, 1932.
Singelenberg vertelde zelf eens dat hij ‘hooked on Wright’ was en dat hij tijdens verschillende reizen in de VS geen mogelijkheid onbenut liet om werk van deze architect te gaan bekijken. Zo bezoekt hij ondermeer in 1994 de overzichtstentoonstelling van Wright in het Museum of Modern Art in New York.
Miep licht in een interview toe hoe ze zich zo’n kunstverzameling kunnen veroorloven: we gaan nooit duur uit eten zodoende kunnen we af en toe weer wat kopen voor onze collectie.Na de aanleg van de centrale verwarming komt er ruimte in de oude kolenkelder voor een deel van de kunstverzameling.
De Rietveldclub
Met de buren is er goed contact. Op nummer 15 woont sinds 1936 de familie Schaap bestaande uit Jopie, zijn vrouw Pauline en drie kinderen. Op nummer 17 komen na de oorlog ULO onderwijzer Jan van Nee met zijn vrouw Bep wonen. En op nummer 13 woont de familie Arie en Bep Bolsenbroek met drie kinderen. Samen vormen zij de Rietveldclub. Als één van hen jarig is komen alle buren van het pleintje rond 5 uur die dag op de borrel bij de jarige. Ze hebben veel plezier samen op die burenborrels. En in de beginjaren zijn er ook meer onderlinge contacten. Even bij elkaar binnenlopen voor een kop koffie of ‘s avonds langs met een goede fles erbij. En als de kinderen verstoppertje spelen doen de ouderen mee.
Na het overlijden van Jopie Schaap in 1967 verhuist zijn vrouw naar elders en komt de kinderrijke familie Jonker op nummer 15 wonen in 1971. Kees Jonker en zijn vrouw Tine zijn beide onderwijzer. Zij richten hun woning heel anders in dan de Rietveldadapten (lees: de andere bewoners van het rijtje Rietveldhuizen). In de rubriek Territorium van de Volkskrant van 21 september 1985 komen de Jonkers aan het woord. De Volkskrant omschrijft hun interieur als een oud-eiken-smeedijzeren inrichting. De glazen schuifwand boven hebben ze weggewerkt achter spaanplaat om zo wat meer privacy te hebben in de slaapkamer. Kees Jonker: Onze buurman is oud hoogleraar architectuurgeschiedenis en die heeft ook van die Rietveldmeubelen staan. Ik vind ze esthetisch wel mooi, maar zo’n heel interieur is mij te kaal, te koud. Daar houd ik niet van. Daar hebben we weleens discussies over gehad met respect voor elkaars opvattingen.
Vanuit het huis van Singelenberg kijk je schuin naar de oude buitenplaats Rhijnlust aan de Leidsche Rijn dat in gebruik is als Rijks Hogere Tuinbouwschool. Daarnaast staan nog een oud boerderijtje met wat koeien en varkens waar het zomers stinkt voor stadsmensen , een houten kleuterschool en later nog het katholieke Cultureel Jongeren Centrum. Ook is er een betonnen tennisbaan.
Aan de overkant, aan de andere kant van het pleintje met de ceders, is in de jaren dertig een blokje van drie woningen gebouwd door bouwkundige Lou van der Horst, naar eigen ontwerp. Hij woont zelf ook in één van die huizen op de begane grond met zijn vrouw Aartje.
De boodschappen worden om de hoek in de buurt gedaan. In de Händelstraat bij Albert Heijn, naar de kapper ga je bij Van Eck en fietsen koop je bij De Groot . In de Beethovenlaan wordt er bij groenteboer Jongerius gekocht en bij de LUBRO zijn de spoorpunten favoriet. IJsjes haal je in de Mendelssohnstraat en bij ijzerwarenhandel Koolschijn (Pieter jr: we zeiden Maneschijn) op de hoek van de Mendelssohnstraat wordt regelmatig de grasmaaier gehuurd en over de stoep naar huis gerold.
In de vakanties gaan de Singelenbergs naar Frankrijk of met de 2CV naar Noorwegen met Miep achter het stuur en bij elke kerk moet er natuurlijk gestopt worden om even binnen te kijken. Later volgen er nog veel excursies naar Italië, onder andere naar Florence.
Zoon Pieter heeft een fijne jeugd in Oog in Al. Hij trekt veel op met het wat oudere buurmeisje Atie Bolsenbroek van nummer 13. Rondom de Operatuin staan hekken maar hij en zijn vrienden weten maar al te goed waar ze er toch doorheen kunnen en halen, eenmaal achter de hekken, veel kattekwaad uit. In het begin verkent hij de buurt op zijn step maar later heeft hij een brommer in de kelder staan die hij altijd via de buiten trap omhoog moet duwen.
Zomers zwemmen ze in het Amsterdam-Rijnkanaal (wat eigenlijk niet mocht) en vermaken ze zich in Park Oog in Al. In de bovenzaal van het Theehuis in het park krijgt hij pianoles. Roeien leert Pieter jr bij roeivereniging Viking. En hij gaat naar de kleuterschool de Specht op het Victor Hugoplantsoen en (eerst met de bus en later op de fiets) naar de openbare lagere school op de Laan van Puntenburg tegenover de Inktpot. Een school met goede reputatie. Pieter sr is in die jaren voorzitter van de oudercommissie van de lagere school. De directrice van de Puntenburg is Mevrouw Van Steenis van de Mozartlaan. Bij haar afscheid in 1963 overhandigt Singelenberg haar een radio namens alle ouders. Ook wethouder onderwijs Van der Vlist van de Mozartlaan is bij dit afscheid aanwezig. Pieter jr stroomt in dat jaar door naar het Stedelijk Gymnasium aan de Homeruslaan. Hier krijgt hij Grieks en geschiedenis van de klassieke oudheid van J.A.G. van der Veer, tevens rector van de school en vader van de latere Shell-topman Jeroen.
Als tandarts J.J.Keur (voorheen Van Jessen) van de Joseph Haydnlaan 117 in 1974 de benedenwoning onder zijn praktijk verlaat kan Pieter jr er voor 125 gulden per maand wonen en blijft zo nog een aantal jaren in de buurt.
In 1982 zijn de vier Rietveld huizen hard toe aan een grondige opknapbeurt. De huizen worden in onderling overleg tussen de bewoners alle vier tegelijk extern gerenoveerd.
Nog een Rietveldhuis in de familie
Ook broer Otto Singelenberg (die net als zijn vader apotheker is) is een groot Rietveld fan. In 1962 geeft hij opdracht aan Rietveld voor het bouwen van een huis aan de Horstweg in Hengelo. De vergaderingen over de plannen en de voortgang van de bouw met Rietveld vinden plaats in Utrecht in de Schumannstraat bij broer Pieter.
De Utrechtse tak gaat ook regelmatig langs in Hengelo om de voortgang van de bouw te volgen. Ook Otto is kenner van Rietveld, De Stijl en Bauhaus en richt zijn huis in met Rietveld-meubels. De kleuren in zijn huis zijn geel, rood, blauw en grijs op de muren. Het huis krijgt in de volksmond de naam Huis Singelenberg.
In 1998 zet Otto het huis te koop. Alleen echte liefhebbers komen in aanmerking als kopers.
Hoogleraar in Nijmegen
In 1978 doet zich een nieuwe kans voor. Pieter Singelenberg wordt Hoogleraar Kunstgeschiedenis Nieuwere Tijden in Nijmegen. Hij woont daar door de weeks in een pied-à-terre aan de Bijleveldsingel maar komt in het weekend naar huis in Utrecht.
Tot zijn grote teleurstelling wordt tijdens zijn aanstelling de pensioengerechtigde (Singelenberg zelf spreekt over pensioenplichtige) leeftijd voor hoogleraren verlaagd van 70 naar 65 jaar. Dat betekent dat Pieter al na 6 jaar afscheid moet nemen. Dit doet hij in 1984 met een afscheidscollege over Berlage en Rietveld getiteld: Over zakelijkheid bij Berlage en rationalisme bij Rietveld. Singelenberg vroeg Rietveld eens of hij zichzelf als opvolger zag van Berlage. Ja dat vond Rietveld van wel maar Berlage ging zijns inziens niet ver genoeg. Bij Berlage moest je materialen zien (steen, hout) en Rietveld heeft die behoefte niet en maakt het het liefst zo immaterieel mogelijk. Voor beide architecten is het begrip ruimte van groot belang maar bij Berlage moet je een muur zien om die ruimte te voelen en Rietveld laat die muur juist weg om ruimte te scheppen.
Singelenberg krijgt bij zijn afscheid in Nijmegen de bundel Nader Beschouwd aangeboden met kunsthistorische opstellen. Maar Pieter Singelenberg gaat niet stil zitten na zijn emeritaat, er blijft genoeg te doen. Hij blijft actief in de wereld van wetenschap en monumentenzorg.
Met pensioen
In 1986 aanvaardt hij een gastdocentschap aan de University of Louisville in Kentucky USA (de universiteit van Ted Brown) alwaar hij gedurende een jaar ‘Frederick Lindley Morgan Professor in Architectural History’ wordt. Lindley was een Amerikaanse architect. In Louisville vieren Pieter en Miep dat ze 40 jaar getrouwd zijn. Stille getuige van Singelenberg‘s aanwezigheid in Kentucky is nog steeds het boek over H. P. Berlage uit 1972 dat in de bibliotheek van de universiteit te vinden is.
Naar aanleiding van het verschijnen van Het Complete Werk, boek over Berlage en al zijn bouwwerken, van de Italiaanse hoogleraar architectuurgeschiedenis Sergio Polano, spreekt Singelenberg in december 1988 op een Berlage-bijeenkomst in het Haags Gemeentemuseum over de invloed van Berlage op de Nederlandse bouwstijl. Singelenberg wordt geïntroduceerd als prof. P. Singelenberg, emeritusbouwkunsthistoricus aan de universiteiten van Utrecht en Nijmegen, en in Utrecht bewoner van een —niet: hèt— huis van Gerrit Rietveld. Op deze bijeenkomst zijn ook de dochter van Berlage, Miep van Rooy- Berlage en schoondochter, bevriend met Singelenberg, Bep Berlage-Smits aanwezig.
In 1995 staat het Rietveld huis in de Schumannstraat te koop en op zijn kop. Het is geen gemakkelijke keuze, maar het echtpaar Singelenberg verruilt het huis voor een handzamer appartement aan de Bouwmeesterlaan in Den Haag. Met pijn in het hart nemen zij afscheid van deze geliefde plek en een deel van hun spullen. Het huis wordt als uniek rijksmonument te koop aangeboden voor 395.000 gulden.
Singelenberg blijft actief in allerlei commissies en geeft nog regelmatig lezingen. Hij is erelid van het Cuypersgenootschap. Een vereniging die zich inzet voor het behoud van bouwkundig erfgoed. Een mooi voorbeeld betreft bijvoorbeeld de actie tot behoud van het interieur van de Beurs van Berlage. Verder werkt Singelenberg aan een bewerking van zijn artikel uit 1974 over het Haags Gemeentemuseum dat uiteindelijk resulteert in een boek in 1996, Het Haags Gemeentemuseum van H.P. Berlage. Singelenberg is dan 78 jaar.
Uit liefhebberij schrijft hij ook gedichten, waarvan er één nog gepubliceerd wordt in het Nieuw Letterkundig Magazijn.
Op 21 februari 2007 overlijdt Singelenberg op 87-jarige leeftijd. Binnen een jaar overlijdt ook Miep begin 2008. Na hun overlijden komt een groot deel van de collectie Singelenberg bij veilinghuis Sotheby’s onder de hamer. De zigzagstoel en de Blauw-Rode stoel mét divantafeltje worden ingezet op 6.000-9.000 euro en de Steltmanstoel op 20.000 – 30.000 euro.
Met veel dank aan Pieter Singelenberg jr (door zijn vader ook wel Pieter de IV-e genoemd), voor de gesprekken op 16 en 23 februari 2022 in Landhuis in het Park en bij Buurten in de Fabriek in Oog in Al en voor alle schriftelijke informatie, documentatie en het vele beeldmateriaal met copyright© uit het privé-archief.
Bronnen
Foto bovenaan: Miep Singelenberg-van der Meer en Pieter Singelenberg voor hun woning Robert Schumannstraat 19 in 1972. Foto: William Hekscher. ©Privé-archief Pieter Singelenberg.
Bock, M, Kees Broos en Pieter Singelenberg, H.P. Berlage bouwmeester 1856-1934, 1975
Geel, Jessica van, I LOVE YOU, RIETVELD. Amsterdam 2018.
Heijden, Marien van der, BERLAGE, Hendrik Petrus in BWSA Biografisch woordenboek van het Socialisme en de Arbeidersbeweging in Nederland, 2003
Klerck, Bram de , Pieter Singelenberg Tilburg 2 aug 1918- Den Haag 21 februari 2007 in Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, jaargang 2006-2007
Singelenberg, Pieter, Aantekeningenboek Journaal 1969. Privé-archief Pieter Singelenberg.
Singelenberg, Pieter, 50 jaar Rietveld-Schröderhuis, inleiding bij de opening van de tentoonstelling in het Centraal Museum van Utrecht op 6 maart 1975. Privé-archief Pieter Singelenberg.
Singelenberg, Pieter, Notitie: Het pleintje in de Robert Schumannstraat te Utrecht, de evocuatie van een collectief verleden 1948-1981, Utrecht juni 1981. Privé-archief Pieter Singelenberg.
Singelenberg, Pieter, Het beeld van Rietveld. Lezing op het Rietveldsymposium in het Muziekcentrum te Utrecht 29 januari 1993. Privé-archief Pieter Singelenberg.
Singelenberg-van der Meer, M, Mobach, 1985
Singelenberg-van der Meer, M, Nederlandse keramiek- en glasmerken 1880-1940, 2001 en 2007
De Tijd, 25 juli 1971 en 25 maart 1973
Nederlands Dagblad, 8 juli 1972
Nieuwsblad vh Noorden , 6 maart 1980
Nieuw Utrechts Dagblad,14 september 1963
NRC, 10 maart 1972 en 1 augustus 1992
Trouw, 25 juli en 30 augustus 1984
Tubantia,16 juli 2021
Utrechts Nieuwsblad, vele jaargangen waaronder 1958 en 1972
Vrij Nederland, 28 november 1992
arthistorians.info/singelenberg
canonvannederland.nl/nl/utrecht/stad/gerrit-rietveld
hetnieuweinstituut.nl
historici.nl/berlage
kunsthistorici.nl
Centraal Museum, Rietveld- Schröder Archief (RSA)
Delpher
Haags Gemeente Archief
Het Utrechts Archief
Het Geheugen
Koninklijke Bibliotheek Dossier Berlage
Stadsarchief Amsterdam
Beste Anna,
Dank voor weer een mooi verhaal nu over Pieter Singelenberg.
Met vr.gr.
Frans Middelham
Met plezier gelezen en gedeeld met geinteresseerden.
Dank!
Harry Spelt